De vishal in Haarlem
Uit de Klink van 1993 - DE VISHAL IN HAARLEM.
Vishal op de Grote Markt
Vis maakte eeuwenlang een belangrijk deel uit van het dagelijkse voedselpakket. Verse zeevis was ruim voorhanden en goedkoop. Zo kostte rond 1650 een paar bokkingen of gerookte haringen slechts een duit (1/8 stuiver). Tot ver in de 17de eeuw was de aanvoer van zeevis groot. Deze vis kwam hoofdzakelijk van schepen die vlak voor de Noordzeekust visten. Uit de zuidelijke en noordelijke zeedorpen en zelfs uit Vlieland werden grote hoeveelheden vis in Haarlem aangevoerd en verkocht in de vishal op de Grote Markt. Het leeuwendeel van de vis was echter afkomstig uit Zandvoort. Vanaf de 18de eeuw nam de visconsumptie gestadig af. Zowel zoetwater- als zeevis-vangst daalde sterk tengevolge van overbevissing en vervuiling. De kustdorpen werden tevens getroffen door hevige stormvloeden en het verstuiven van de duinen.
De vishal op de Grote Markt te Haarlem. Tekening door Cornelis van Noorde.
Circa 1755, op deze plek werd door de visloopsters de vis verhandeld
overgenomen uit : Het schetsboek van Cornelis van Noorde
Schuyt en Co, Haarlem, 1982
Schuyt en Co, Haarlem, 1982
Viswijven
Hoogstwaarschijnlijk ligt de begindatum van de bouw van de Vishal in 1601. In 1603 was de bouw voltooid want een burgemeester resolutie uit die periode vermeldt dat de 'viswijven' bij het stadsbestuur hadden geklaagd dat ze het 's winters, wanneer de wind uit het noorden of oosten kwam, zeer koud hadden. Schelvis, kabeljauw, schol, haring, rog; het zijn slechts enkele voorbeelden van de grote sortering visresten, aangetroffen in de gezeefde grondmonsters afkomstig van archeologische opgravingen op de Grote Markt.

Bomschuiten
Al vroeg in de ochtend verzamelden de vishandelaren zich op het Zandvoortse strand. Nadat de bomschuiten waren 'gestrand' werd de vis op het strand uitgestald. De handelaren kochten partijen in de afslag op waarna de vis in rieten manden werd gestapeld. Tot ver in de 19de eeuw kon men er dagelijks getuige van zijn hoe in de vroege ochtend de hele handel door visvrouwen naar Haarlem werd vervoerd. Om op tijd voor de afslag te zijn moest men voor 10 uur in de Vishal zijn gearriveerd. Op blote of kousenvoeten, de rieten manden op de rug trokken zij over het zanderige Visserspad naar Haarlem. Vanaf de herberg Kraantje Lek werd de tocht op klompen voortgezet.

Het zg. 'mijnen' van de vis. Op het strand liggen hoopjes verse vis. Met de
mijnstok wordt aangewezen welke hoop er wordt geveild en de hoogste
bieder mag het meteen meenemen.
Visaccijns
Vanaf de late middeleeuwen speelde de visafslag, waar de aangevoerde vis werd geveild en aldus aan de visverkopers werd verkocht, een belangrijke rol. Niet alleen kon op deze wijze een duidelijke doorzichtige prijsvorming tot stand komen maar belangrijker was dat de stedelijke overheid door middel van een centrale aanvoerplaats gemakkelijk belasting kon innen. Want gekoppeld aan de afslag moest tevens accijns betaald worden: Vanaf 1774 tot aan 1825 werd door de stad visaccijns geheven. Voor vis, via Haarlem naar andere steden vervoert, moest eveneens worden betaald. Zo betaalden in 1770 Zandvoorters, die hun vis met de trekschuit naar Amsterdam vervoerden, 'voor ieder bennetje' drie stuivers.
Slechte vis
Voorverkoop van vis was ten strengste verboden. Niet alleen zouden op deze wijze de afslag- en accijnsgelden worden ontdoken, het gevaar van prijsbederf lag eveneens op de loer. Bij overtreding werd men beboet. De afslager was niet alleen verantwoordelijk voor een zo goed en eerlijk mogelijk verloop van de afslag, hij behoorde ook toe te zien op de kwaliteit van de vis. Bij twijfel moesten de keurmeesters gewaarschuwd worden. Bedorven voedsel is een bedreiging voor de gezondheid en ook toentertijd werd daar al op toegezien. Of de keurmeesters ook echt hun vak verstonden valt te betwijfelen. Zij lieten zich vaak iets in de hand stoppen en ook gebrek aan kennis leidde er herhaaldelijk toe dat er slechte vis werd aangeboden.

Visbanken
Na de afslag werd de vis direct binnen de zeevismarkt gebracht en op de visbanken uitgestald. Iedere verkoper was verplicht gebruik te maken van de visbanken die door de stad werden verhuurd. Uit de achttiende-eeuwse verhuurlijsten blijkt duidelijk een overwicht van visverkopers uit Zandvoort. Zij wisten zich, tot de Haarlemse Vroedschap in 1774 maatregelen nam, een monopolie positie te verwerven waarbij visverkopers uit andere kustplaatsen zoveel mogelijk werden geweerd. In de Vishal was alleen verkoop van zeevis toegestaan. Andere koopwaar moest "onder de toonbank door".

Verhuur van de visbanken
De markt was dagelijks van tien tot vijf uur open, verkoop buiten deze uren leverde een boete op. Met betrekking tot de hygiëne was men op de vismarkt heel precies. Elke handelaar moest zijn bank schoonmaken volgens daaraan gestelde eisen. Al in 1524 was elke visverkoper verplicht een tobbe bij zijn visbank te plaatsen voor het visafval. In de jaren dertig van deze eeuw nam de opbrengst van de verhuur van de visbanken sterk af. Toenemende winkelverkoop en sterke achteruitgang van de visconsumptie lagen daaraan ten grondslag. In 1941 kwam een einde aan de Vismarkt.
Harry Opheikens